C.    Correctie van de anatomische veranderingen bij een whiplash-accident en het klachtenpatroon hierna


Algemeen
De oorzaak van een whiplash-accident hoeft niet noodzakelijk een auto-ongeval te zijn: elk accident waarbij het hoofd een zwiep naar achteren krijgt kan de volgende afwijkingen tot gevolg hebben. De whiplashafwijking ontstaat meestal aan de linkerzijde en zal hier als zodanig worden beschreven (zie punt 2 en 3).

  1. Het hoofd kan één- of dubbelzijdig naar dorsaal verschuiven op C1. Dit is eenvoudig in rugligging vast te stellen: daar waar men bij palpatie de atlas behoort te voelen, voelt men niets, of men voelt de proc. transversus v.d. atlas te ver naar ventraal. Dit is een complicatie die kan voorkomen bij whiplash bij een minderheid van de gevallen (zie ook "Waarschuwing"). C1 kan niet naar dorsaal verschuiven op C2, dit wordt belemmerd door de dens van C2.
  2. C2 schuift naar dorsaal op C3 eenzijdig met een rotatie naar rechts om de L-as. C2 staat dan in een naar zijdelings-dorsaal gefixeerde positie, waarbij het dwarsuitsteeksel linkszijdig als een bultje te voelen is en de wervel tevens een rotatie om de AP as naar de zelfde zijde maakt (te zien en voelen door de vingers op de dwarsuitsteeksels te zetten). De patiënt ervaart zelf ter plekke een pijnlijke bult.
  3. C2 trekt C3 en C4 in deze torsie om de L-as mee, waarbij een korte hoge nekscoliose ontstaat die in eerste instantie niet op X foto’s te zien is, echter bij palpatie goed te voelen is door een geoefend manueel therapeut.
  4. Wanneer de afwijking vele jaren aanwezig is, schuift door het gewicht van het hoofd het wervellichaam van C2 uit de mediaanlijn naar de homolaterale zijde (aan sub 2) en is de afwijking ook op X foto's te zien. In dit geval draait het wervellichaam uit de mediaanlijn aan de homolaterale zijde naar lateraal en dorsaal en met de contralaterale (aan sub 2) zijde naar ventraal. Ook dit is een complicatie.

De ongecompliceerde whiplashafwijking omvat de punten 2 en 3. De orthomanueel geneeskundige manipuleert deze afwijkingen er in drie sessies uit.

Bijgevoegde scans geven de afwijking 2 en 3 weer. Bij het maken van de scans dient men er op te letten dat het hoofd absoluut recht ligt. Door de afwijking heeft de patiënt de neiging het hoofd te draaien daar dit voor zijn/haar gevoel de "rechte" stand is.

Click for bigger photo
Ongecompliceerde wiplashafwijking

Tevens realisere men zich dat bij dit onderzoek de patiënt ligt, terwijl wij de afwijking hebben beschreven bij de zittende patiënt. De asymmetrische druk van het enige kilo's zware hoofd valt dus weg. Vandaar dat de afwijking pas in een later stadium ook op X foto’s te zien is.


Onderzoek
Veertig patiënten met een whiplash-accident werden 3 maanden na hun behandeling gevraagd naar de resultaten. Hiervan hadden 26 de ongecompliceerde afwijkng, 6 hadden complicatie sub 1 en 10 hadden complicatie sub 4. Hieruit volgt dat 2 patiënten beide complicaties hadden. Navraag werd gedaan naar een tiental klachten:

  1. . Kruinpijn: hoofdpijn boven op het hoofd: het dermatoom van C2 is de scalp.
  2. Achterhoofdspijn: het dermatoom van C3 is de nek en het achterhoofd.
  3. Duizeligheid: via irritatie van het ganglion cervicale superior dat ligt tegen de dwarsuitsteeksels van C1 en C2 aan de ventrale zijde kunnen vaatspasmen optreden in de hersenstam die ook de klachten sub 3, 4, 5, 9 en 10 kunnen veroorzaken.
  4. Concentratiestoornissen.
  5. Slaapstoornissen.
  6. Gestoorde bewegelijkheid van de nek.
  7. Snurken: de voorzijde van de wervels vormt de achterzijde van de keel. Daar wervelfoutstanden om de wervel heen oedeem veroorzaken dat aan de dorsale zijde tot aan de punt van de processus spinosus zichtbaar is, zal dus ock de achterzijde van de keel oedemateus zijn, een oedeem dat mogelijk zich tot aan de huig uitstrekt. Dit kan dan klacht 7 en 8 verklaren.
  8. Slaap apneu.
  9. Aangezichtspijn.
  10. Oorsuizen.

De onderzochte groep bestond uit 28 vrouwen en 12 mannen.

De leeftijdsopbouw was als volgt:
10-20 jaar, 2 patiënten; 20-30 jaar, 6 patiënten; 30-40 jaar, 9 patiënten; 40-50 jaar, 7 patiënten; 50-60 jaar, 11 patiënten; 60-70 jaar, 2 patiënten; 70-80 jaar, 3 patiënten.

De duur van de klachten was als volgt:
Minder dan 5 jaar, 22 patiënten; 5-10 jaar, 8 patiënten, 10-20 jaar, 6 patiënten; 20-30 jaar, 4 patiënten.


Bespreking
Wanneer de afwijking langer dan 10 jaar bestaat is een controle na 3 maanden natuurlijk vrij snel. Vooral bij ouderen kan men zich voorstellen dat de genezing van het band- en spierapparaat en de resorptie van oedemen wat langer duurt.

Ten aanzien van de punten 3, 4 en 5 kunnen ook andere oorzaken in het spel zijn, dit geldt ook voor de punten 7 en 8 (b.v. allergie) punt 9 (kaakontsteking) en punt 10 (binnenoorproblemen). Toch lijkt de whiplash injury als oorzaak ook bij deze klachten hoog te scoren.

De vraag is nu natuurlijk wat een orthomanuele behandeling voor de patiënten kan doen die meer dan 20 jaar klachten hebben en bij bejaarden. Hier is het resultaat:

  1. man geb. 4/8/71, 20 jaar klachten sub 1, 2 en 3. Nu klachtenvrij
  2. vrouw geb. 11/7/60, 20 jaar klachten sub 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10. Nu sub 3, 4, 7 en 10 verbeterd. De rest is weg.
  3. vrouw geb. 22/6/43, 23 jaar klachten sub 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. Nu sub 4 en 7 verbeterd. De rest is weg.
  4. vrouw geb. 17/12/26, 20 jaar klachten sub 1, 2, 3, en 6. Nu sub 2 en 6 verbeterd, sub 3 hetzelfde, sub 1 is weg.
  5. vrouw geb. 14/3/26, 10 jaar klachten sub 1, 2, 4, 6, 7 en 8. Nu klachten vrij!
  6. vrouw geb. 18/3/25, 4 jaar klachten sub 1, 2, 3, 5, 7, 9 en 10. Nu sub 2 en 10 belangrijk verbeterd, sub 5 onveranderd, de rest is weg.

Van de patiënten die beide complicaties hadden waren de resultaten als volgt:

  1. man geb. 27/3/47, 8 jaar klachten sub 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10. Nu sub 3, 4, 5.en 10 onveranderd, sub 6 verbeterd, de rest weg.
  2. man 23/V67/ 12 j aar klachten sub 3, 4, 5, 6,en 10. Nu sub 4 verbeterd, sub 5 hetzelfde, de rest weg.
  aantal
weg
verbeterd hetzelfde
1) Kruinpijn
16
15   94%
1
 
2) Achterh. pijn
28
23   82%
5
 
3) Duizelig
31
23   74%
5
3
4) Concentratiest.
28
14   50%
9
5
5) Slaapstoornissen
22
13   59%
2
7
6) Bewegelijkheid
32
28   88%
4
 
7) Snurken
25
 8   32%
15
2
8) Slaapapneu
18
 8   44%
8
2
9) Aangezichtspijn
7
 5   71%
2
 
10) Oorsuizen
11
 6   55%
3
2

Voor de belangstellende collega volgen tot slot de exacte handelingen die nodig zijn om deze afwijking te herstellen. De volgorde van de handelingen moet exact gevolgd worden. Het volgende geldt voor een linkszijdige afwijking.

Sessie 1
C2 staat volledig gefixeerd op C3 (geen translatie) waarbij het linker caudaal facet gewricht fixeert in het linker craniaal facetgewricht van C3, hierbij maakt de wervel een rotatie om de AP as naar links en in de L(engte) as naar rechts. Wij noemen dit de L(uxated) D(orso) P(osition).

  1. Patiënt in rechterzij ligging met het hoofd op een kussen. Ga achter de patiënt staan en druk met de rechter duim de processus spinosus van C2 naar beneden. Hiermee onthaakt men C2 van C3.
  2. Leg de patiënt op de linker zij en doe exact hetzelfde met de linker duim. Hierdoor heft men de linksrotatie in de AP as op. C4 staat in een R(otated) D(orso) P(osition) dat wil zeggen C4 haakt met het rechter caudale facet gewricht in het rechter craniale facet gewricht van C5. Om dit op te heffen:
  3. Patiënt in buikligging met de kin naar de borst en het hoofd in de hoofdsteunen van de bank. Ga aan het hoofdeinde staan, zet de linker duim onder de rechter proc. transversus van C4 ( dus tegen de ventrale kant ) en druk deze op naar dorsaal, druk hierna met de rechter duim de linker proc. transversus van C4 naar de mediaal lijn.

Sessie 2

  1. Herhaal actie C van de eerste sessie maar nu bij C2, want de LDP van C2 is overgegaan in een RDP. Men krijgt C2 dus niet direct in de juiste stand.
  2. Leg de patiënt op zijn rechterzijde zonder kussen met het hoofd over de schouder naar beneden hangend. Ga achter de patiënt staan en druk met de linker duim de linker proc. transversus van C3 naar ventraal. Dit is nodig om de rechts rotatie om de L-as op te heffen. C2 heeft bij zijn LDP ook C3 en C4 in een rechts rotatie meegenomen. Wij noemen dit de S(coliose) P(ositie).

Sessie 3
Dezelfde actie als sessie twee doch nu A. bij C3 en B. bij C4.
En hiermee is de ongecompliceerde whiplashafwijking verdwenen. In zijn essentie is deze afwijking een halve scoliose-Unit van C2: Bij een lager in de wervelkolom liggende scoliose-Unit doen de twee wervels boven de LDP ook mee aan de afwijking.

Wanneer de complicaties sub 1 en sub 4 zijn opgetreden handelt men als volgt:
Voor sub 1: Aan het einde van sessie I volgt D: patiënt in rugligging. Laat een assistent een lichte tractie aan het hoofd geven en druk met de duim de proc. transversus van C1 naar dorsaal aan die zijde waar C1 (het meest) naar ventraal staat. Herhaal dit zonodig aan de andere zijde in sessie 2. De proc. transversus C1 ligt een centimeter craniaal van de kaakhoek net onder de punt van het rotsbeen.

Voor sub 4: Aan het einde van sessie 2 volgt C: patiënt in rugligging. Ga achter de patiënt staan en druk met de rechter duim de rechter proc. transversus van C2 naar dorsaal. Deze licht ter hoogte van de kaakhoek. Men kan bij deze standsafwijking de proc. voelen opsteken naar ventraal t.o.v. de proc. transversus van C3. Leg de patiënt op de linkerzijde en druk de proc. spinosus van C2 naar links.
Aan het eind van sessie 3: C: patiënt in buikligging met tractie van een assistent: druk de linker proc. transversus van C2 naar ventraal.

Ik moet overigens ernstig waarschuwen voor de neiging van de gewone manueel therapeuten om het dwarsuitsteeksel van C2 (de pijnlijke bult voor de patiënt) naar ventraal te duwen. Men bereikt hier alleen mee dat men de atlas aan die zijde onder de schedel duwt met de Fatale Combinatie tot gevolg! (zie deel D van dit artikel).